22.08.2010 Rafael Zielinski - In Nederland

in Nederland vond ik mijn hart….

Eigenlijk is je hele leven is een voortdurend proces. Eigenlijk heb ik niet eerder echt gesproken over mijn migratie. Wat me opviel toen ik hier kwam was dat in Neder-land mensen naar mij keken als allochtoon, terwijl er toch ook Nederlanders zijn die in andere delen van de wereld wonen. In dat opzicht is migratie hier een speciaal thema. Ik ervaar migratie als drie-dimensionaal, met vele lagen, waaraan verschil-lende ideeen en gevoelens verbonden zijn. Deze kan je ook kan loslaten, overstijgen. In dat opzicht ben ik in Nederland volwassen geworden. Hier, en nog niet zo lang geleden, heb ik een verbinding kunnen leggen tussen mijn jeugd in Polen (9 jaar), mijn tijd in West-Duitsland (9 jaar) en mijn leven in Nederland (15 jaar). Als ik in Polen alles leerde over het buikgevoel (samenzijn, familie, de kerk) dan leerde ik in Duitsland alles over het hoofd (educatie, over kennis en feiten). Hier in Amsterdam kon ik deze verbinden met mijn hart, met wie ik werkelijk ben; in Nederland vond ik mijn hart.

Ik werd in Warschau geboren en heb me daar eigenlijk als kind nooit thuis gevoeld. Al op jonge leefde liep ik weg en werd door mijn moeder teruggevonden in het bos. Op een dag, zo rond mijn zesde, pakte ik heel serieus mijn rugzakje in, met alles waarvan ik dacht dat ik het nodig had, ook mijn beer. Toen ik klaar was draaide ik me om naar mijn moeder en zus en zei: ‘En nu ga ik’. Ze lachten mij uit, en achteraf was dat eigenlijk een hele pijnlijke ervaring; ze namen mij niet serieus. Een aantal ja-ren later vertrok ons gezin, op mijn achtste, stiekem en midden in de nacht met de auto voor een zogenaamde vakantie in West-Duitsland. Mijn beide zussen en ik wis-ten toen nog niet dat het bedoeling was dat we daar voorgoed zouden blijven.

Ik herinner me het winkelcentrum en hoe verbaasd ik was over alle kleuren en geu-ren, en de hoeveelheid eten die in de winkels te vinden was. In Polen waren we ge-wend urenlang in de rij te staan en dat het altijd onzeker was wanneer en of er van iets ooit weer een levering zou komen. Het was daarom de gewoonte altijd veel in te slaan. Niet alleen om dit met anderen te delen maar ook om het onderhands te verko-pen of te ruilen. Het stond in een aparte kamer van ons huis. In het winkelcentrum in Duitsland nam mijn vader me mee naar de kruidenierswinkel en zei, ‘Pak maar wat je lekker vind.’ Er was zoveel! Het was alsof ik de geuren en kleuren van alles proef-de voor ik koos; Nutella. Het gaf me een beeld van wat voor mij ‘thuis’ was geweest in Polen. Als internationale handelsreiziger had mijn vader in Polen regelmatig een hele doos van het een of ander meegenomen naar huis. Bijvoorbeeld Nutella. Heer-lijk. Als we zomers bij mijn oma in het bos logeerden deelden we een halve sinaasap-pel met elkaar en met een lepeltje aten we gelukzalig Nutella uit het potje. Het was voor mij iets om bij weg te dromen; het kwam uit een ver land! Ik herinner me nog, in de kruidenierswinkel, hoe vreemd ik het vond dat het daar zomaar stond, en dat hier altijd beschikbaar zou zijn.

Het duurde een tijdje voordat het echt tot me doordrong als kind dat we nu voor al-tijd in West-Duitsland zouden blijven. Als asielzoekers mochten we nog nergens naar toe. Mijn gevoel van vrijheid, hier of daar, was dus niet anders. Het had een andere naam, communisme of kapitalisme, in mijn beleving was ik nog steeds onvrij. Ik was de eerste die, inmiddels twaalf jaar oud, werd toegestaan om de grens over te gaan. Ik ging op visite in Polen bij mijn familie met een rugzak vol met chocola voor alle vrienden en familie. Het was een heel indrukwekkend weerzien, zwaar ook. Ik ervoer weer de zwaarte van het land, het leven, de onvrijheid.

In zekere zin verloor ik mijn jeugd in deze tijd. Als kind leerde ik snel de taal en op mijn tiende werd ik min of meer ‘de vader’ van de familie. Mijn moeder was afhan-kelijk van mijn vader, mijn vader was afhankelijk van mij. Ik droeg alle verantwoor-delijkheid, regelde alles, papieren, formulieren met ambtenaren en dergelijke. Dat zouden ze in Europese landen beter moeten regelen, met een tolk of iets dergelijks. Het is te zwaar voor een kind. In het Duits hebben mijn ouders hebben zich nooit vrij kunnen voelen. Ze volgden wel taalles waar ze gezellig onder Poolse vrienden wa-ren. Maar zij waren van een generatie die niets benoemde en dus bleven ze stil staan. Ik groeide op in een disbalans, en had als tiener geen respect meer voor mijn vader. Hij was a-typisch voor een Poolse man. Hij was een lieve man die veel van zich liet afglijden en niet sloeg. Zijn onduidelijke vaderrol maakte mij steeds opstandiger en op een dag, in een kamer vol met gasten, gooide ik mijn cola over hem heen. Hij sloeg me tegen de muur, en ik was er oprecht blij mee.

Ook buitenshuis ervoer ik het als moeilijk. Ik werd erg gediscrimineerd, vooral door Polen die afkomstig waren uit het deel van Polen dat voor de Tweede Wereldoorlog deel uitmaakte van Pruisen. Als ‘echte’ Polen werden wij als ‘minderwaardig’ gezien en nog altijd als vijand, in de jaren 80. Deze Polen werden door de overheid ook meer gesteund, ze hadden meer vrijheden dan wij. Op een dag, zo rond mijn elfde-twaalf-de jaar werd ik om die reden dusdanig in elkaar geslagen dat ik me nog steeds drie dagen van mijn leven niet kan herinneren. Ik was geschokt. Het gebeurde voor ieders ogen op het schoolplein. Er werd niets over gezegd, door niemand, ook thuis niet en er werd geen dokter bijgehaald. Zonder reden was ik in elkaar geslagen en niemand die voor mij opkwam, ook mijn eigen ouders niet. Dat was een schok, en maakte me angstig.

Mijn eigen kracht ontwikkelde ik via de dans, eerst Poolse folklore en daarna het vrij-e dansen. Ik kreeg erkenning, ik werd bewonderd. Hier mocht ik gezien worden en kreeg ik waardering. Terwijl van huis uit mijn keuzes waren gebaseerd op angst, op zelfbescherming en op het leefbaar maken van mijn leven, het overleven, kon ik hier tot mijn recht komen. Bovendien hielden ook mijn ouders van dansen en via de dans en muziek leerden we met elkaar communiceren. Zo reisde ik van mijn twaalfde tot mijn zestiende met onze dansgroep naar talloze festivals, en dansten we in zijn privé-vertrekken voor Paus Johannes Paulus II, de Poolse paus. In de wereld van de dans voelde ik me welkom en het was logisch dat ik hierin verder ging. Op mijn zestiende meldde ik me aan bij de professionele Folkwang Hochschule Essen-Werden. Mensen uit de hele wereld kwamen hier auditie doen. Hier rekruteerde de bekende danseres Pina Bausch, die er zelf gestudeerd had, dansers voor haar gezelschap en veel docen-ten van de school maakten daar deel van uit. Ik werd geselecteerd en een jaar lang reisde ik ‘s ochtends met de bus naar het gymnasium, daarna met de trein naar Essen om er te dansen en reisde dan ’s avonds terug om de volgende ochtend weer vroeg te vertrekken. Ondanks de hulp van docenten van beide scholen werd het te zwaar en ik besloot het gymnasium af te maken en koos voor danslessen bij een privéschool in Dortmund. Op school maakte ik samen met andere leerlingen voorstellingen en op mijn 18de haalde ik mijn diploma.

De wereld lag nu voor mij open. Ik dacht opnieuw ‘En nu ga ik weg!’. Ik kon naar Londen, Parijs of Munchen, maar koos uiteindelijk Amsterdam. Een leraar had mij ooit gezegd ‘er zijn mensen zoals jij en je zult ze ooit tegenkomen’. Amsterdam, Ne-derland, stond toen nog bekend als vrijdenkend en vanuit een besef van vrijheid als een land vol mogelijkheden. Ik werd aangenomen bij de Hogeschool voor de Kun-sten in Amsterdam en eigenlijk had ik er nog niet echt over nagedacht wat het ver-trek in zou houden. Toen ik in de trein naar Amsterdam zat bedacht ik pas dat ik ook een plek nodig had om te slapen. En zo raakte ik in de trein in gesprek met een kin-derboekenschrijfster die net uit Joegoslavie kwam. Ze vertelde me dat ze iemand no-dig had die op haar huis en poes zouden passen voor een paar maanden. Ik ben er uiteindelijk veel langer gebleven en werd een jaar lang financieel gesteund door mijn docenten uit Duitsland.

Sinds mijn aankomst in Amsterdam heb ik gezocht naar een huis; ik heb alles geac-cepteerd, overal geslapen, ook op bankjes in het park. Maar nu, pas na 13 jaar, heb ik een eigen een woning. Ik werkte voor verschillende gezelschappen en op een dag trad Polen in de EU en er mochten geen werkvergunningen meer worden afgegeven aan mensen zoals ik, met een Pools paspoort. Ik was heel erg teleurgesteld. Ik had hier gestudeerd en werkte hier, wilde hier zijn en dat mocht niet. Een paspoort is voor mij zoiets absurds. Het idee om bij een land horen alsof een land je bezit, een huid of lichaam is waarin je je vrij zou moeten voelen, en waarin je zogenaamde zekerheden worden beloofd waar je dankbaar voor zou moeten zijn. Als kind al hoopte ik dat Europa geen grenzen zou kennen. En zo ervoer ik het ook als mens en als kunstenaar. Ik vertrok en ging voor mijn vader zorgen in Dortmund totdat hij stierf. Het was heel bijzonder om er voor hem te mogen zijn, momenten van grote intimiteit met hem te beleven en te spreken over wensen en verlangens, en het volle-dige vertrouwen te ervaren dat hij in mij had.

Er volgde een periode van reflectie. Ik besloot terug te keren naar Nederland en te stoppen met dansen; ik was uitgeput, geblesseerd en gedesillusioneerd. Ik miste de liefde in mijn vak. In het professionele circuit wordt alles bevraagd, doorgelicht of afgekraakt. En als kind had ik met het dansen in de zware en doodse bejaardente-huizen de ogen zien oplichten van haar bewoners; gezien hoe iedere cel weer tot leven kwam. Ik ging een nieuwe studie doen, Somatic Movement Coaching. Mijn blessure genas en ik herontdekte de liefde voor en het plezier van het dansen. Ik zie en ervaar kunst als een levende cultuur, voortdurend in beweging. Die beweging is voor mij essentieel, van binnen naar buiten en van buiten naar binnen, voortdurend in interactie, in het zintuiglijke en transformerende. En sindsdien maak ik weer voor-stellingen en geef ik workshops.

Als ik thema’s moet benoemen die in mijn leven een grote rol hebben gespeeld dan zijn dat migratie, emigratie en identiteit. Daar hoort ook homoseksualiteit bij als deel van mijn identiteit. Deze thema’s zijn vooral ingegeven door mijn ervaringen met discriminatie. Inmiddels woon ik langer in Nederland dan in Polen of Duitsland. Ik vond hier opleidingen, een vrijheid van denken en zijn, mijn grote liefde en ook sinds kort een huis. Het is niet dat ik me hier altijd veilig voel, maar mede door deze ge-sprekken raak ik me ervan bewust dat ik me heb losgemaakt van mijn verleden, me ermee heb verzoend. En dat er nu een hele nieuwe periode voor mij open ligt.

Rafael Zielinski


(C) 2008 - Alle rechten voorbehouden

Deze pagina afdrukken