02.02.2010 Fenmei Hu - Een innerlijke reis
Migratie: een innerlijke reis
Ik heb voor de komst van mijn moeder in de zomer van 1989 in China nooit beseft dat ik opgroeide bij mijn grootouders. Ik noemde hen weliswaar opa en oma, maar zag de betekenis ervan waarschijnlijk niet in. Toen mijn moeder opeens opdook en mijn oma zei dat ik haar mama moest noemen was ik erg geschrokken. Ik deed het ook niet gelijk en keek op een afstand naar haar. Ze was voor mij een vreemde. Mijn grootouders heb ik altijd aangezien als ouders, er was voor de rest niemand die ik kon aanzien als ouders.
Al vanaf de eerste dag dat mijn moeder bij ons was werd ik door de buren als buitenlander gestempeld. Ze noemende me Nederlander, ik begreep dat niet, verstond het niet, kende de woord niet. Nu wel. Pas zo’n maand later gingen we reizen. Ik zag het als uitstapjes. Reizen in de bus, in de trein, het was leuk. We gingen naar de dierentuin, naar Shanghai en deden leuke dingen, aten lekkere dingen. Ik had niet in de gaten dat mijn oma al afscheid zat te nemen. Pas toen we op een dag bij een afslag stonden en oma niet mee naar binnen ging besefte ik dat ze niet mee ging. Ze stond buiten vol tranen en ik stond binnen te huilen, vol verdriet. Ik weet niet meer hoe lang ik had gehuild. Ik weet wel dat ik het heel naar vond, heel leeg. De reis heb ik niet echt concreet meegemaakt. Herinner me niet meer zoveel van. Toen we aankwamen op Schiphol, werden we opgehaald door een Chinese man met een snor. Die stond aan de andere kant van het glas en zwaaide. Moeder zwaaide terug, maar ik niet. Het was mijn vader. Hij kocht ijsjes voor ons, maar ik kende softijsjes niet, en heb het nauwelijks aangeraakt. Mijn zus at het wel op, die was minder bang denk ik. Ik viel ook op de roltrap, omdat ik niet wist dat die ging draaien. De hele tijd heb ik geloof mijn mond dichtgehouden, geen woord gezegd. Zijn die mensen nu mijn ouders? Ik was negen, maar ik had nog niet door dat ik in een ander land zou gaan wonen met andere ouders. Van de ene op de andere moment was ik vanuit een dorp tussen de berg beland in een hok op drie hoog. Er reden veel auto’s, ik moest oppassen bij stoplichten en opeens zag ik allemaal gekleurde mensen. We moesten altijd thuis blijven, want buitenspelen als het al donker was is verboden. In China speelden we buiten tot we naar bed moesten. Ik heb me steeds als een vreemde gevoel, niet thuis. Ik heb pas na maanden mama gezegd en pas na jaren papa. Ik ben tot mijn 20ste jaar een stil meisje gebleven, want mijn zus was brutaler dan ik en mijn moeder bleek een tik te hebben om over haar hele leven te klagen over haar eigen leven, en gebruikte mij als praatpaal, omdat ik zo rustig was en niks terug zei. Ik had een broertje en zusje, die nog baby’s waren toen wij aankwamen. Wij moesten als elfjarige en negenjarige al op hen passen. Mijn zus kreeg na maanden pas door dat we definitief in Nederland zouden gaan wonen, ze was woedend. We gingen naar de basisschool, kreeg extra Nederlands les en leerde vrienden maken. Ik heb het allemaal vrij gemoedelijk laten verlopen. Ik was zeer op de hoogte dat ik anders was, maar ik voelde me niet vreemd. Ik kon me goed aanpassen in waar ik was. Ik leerde de taal ook vrij snel. Mijn zus ook en die fungeerde na korte tijd ook als tolk voor mijn ouders. We verhuisden na een paar jaar naar een ander huis, dat groter was, de kinderen werden groter. Na maar 1 of 2 jaar daarna kochten mijn ouders een chinees restaurant in een ver dorp en verhuisden we weer. Mijn zus en ik werden zowat gedwongen om in het restaurant te werken, we waren 13 en 15. Zes jaar lang hebben we gewerkt in het restaurant, mijn hele jeugd en puberteit had ik niet meegemaakt. Ik heb er nog spijt van. Maar toentertijd wist ik niet beter. Ik dacht dat het leven nu eenmaal zo was. Ik vroeg me ook niet af of het anders kon, maar was wel immens ongelukkig met de situatie. Pas toen ik 20 was en uit huis ging ging de wereld voor mijn open. Ik was opeens onafhankelijk en mocht zelf bepalen wat ik wilde. Mijn echte migratie maakte ik mee toen ik negen was, mijn innerlijke migratie begon pas nu. Van een nietszeggende mens werd ik een mondige vrouw die grappen kon maken, brutaal kon zijn en meningen kon geven. Eindelijk had ik de echte ik naar buiten kunnen laten komen. Mijn moeder typeerde dit als slecht, dat ik veranderd was in een slechte mens, geen goede dochter, want goede dochters spreken niet tegen. Maar ik had nu een eigen mening. Ik was geen praatpaal meer. Ik was eindelijk die persoon die ik altijd al had moeten zijn. Ik was gelukkig. Zonder deze verandering had ik nooit in de kunst gezeten. Ik was dan nu vast al getrouwd met een Chinese man en we zouden dan een restaurant hebben gehad. En wellicht heb ik al kinderen en was ik nog steeds een nietszeggende vrouw. Eentje wiens leven draaide om de familie heen en zichzelf op de laatste plaats zet. Zo ben ik nu niet. Ik vind mijzelf belangrijk nu. Als ik zelf niet gelukkig ben, hoe kan ik de mensen om me heen gelukkig maken, zo denk ik nu. Het is in de ogen van de chinezen erg egoïstisch, maar dat doet me niet meer zo veel. Voor de chinezen ben ik nutteloos, wie is nou uit vrije wil kunstenaar, een armoezaaier? In die zin heb ik geen banden met de Chinese gemeenschap in Nederland. Ik ben niet kunstenaar geworden om me af te zetten tegen het Chinese manier van leven in Nederland. Ik heb ervoor gekozen uit mijn hart. Het was de beste beslissing die ik ooit had kunnen maken, de belangrijkste in mijn leven. Ik wilde niet net als zo vele chinezen belanden in het horecawezen en een van de schaapjes zijn. Ik had een talent en ik wilde die benutten. Diep van binnen wil ik Chinese mensen laten zien dat je niet perse gelukkig hoeft te worden als restauranteigenaar, dat je ook succesvol kan zijn in een compleet niet op geldbeluste vak, dat je ook best apart mag zijn en dat dat niet per definitie slecht is. Ik ben trots op mijn afkomst. Mijn wortels zie je ook terug in mijn kunst. Lange tijd heb ik het proberen te verdrongen, maar wat in je bloed zit, dat blijft. Ik heb het geaccepteerd en maak er nu gebruik van. Die extraatje die ik nu als ‘migrantenkunstenaar’ heb gebruik ik gretig. Dit maakt mij juist weer bijzonder.
Fenmei Hu